TaxExcessief lenen

9 augustus 2022

Wet excessief lenen is in aantocht

De fiscale wetgeving gaat in de nabije toekomst veranderen voor wanneer geleend wordt bij de eigen vennootschap. 1 Januari 2023 zal op zijn vroegst het wetvoorstel ‘Wet excessief lenen bij eigen vennootschap’ in werking treden. In dit artikel zal ik kort bespreken wat dit betekent voor u en welke aspecten van uw zakelijk leven potentieel geraakt kunnen worden.

Waar gaat het over?

Momenteel is het in beginsel mogelijk om te lenen van de eigen vennootschap tot men een ons weegt, uitzonderingen daargelaten. Het nieuwe wetsvoorstel gaat ervoor zorgen dat bij leningen van de eigen vennootschap van boven de €700.000 de DGA 26,9% inkomstenbelasting (box 2 2021) zal moeten betalen. De wetgever beschouwt namelijk alles erboven als ‘excessief’ en herkwalificeert het naar een fictief dividend. Waar echter in ‘normale’ omstandigheden de inspecteur bij leningen zou kunnen betogen dat er sprake is van een verkapt dividend en een belastingplichtige daartegen in bezwaar zou kunnen gaan, is van een eventuele tegenbewijsmogelijkheid in de voorgestelde wetgeving geen sprake.

In deze wetgeving wordt gekeken naar alle schulden bij de eigen vennootschap; ontwijking door fragmentatie is dus niet mogelijk. Als peildatum wordt dezelfde als voor box 3 gehanteerd: 31 december. Waarschijnlijk niet bepaald het vuurwerk waar u op hoopt. Deze informatie is normaliter te vinden in de jaarrekening, maar bij bijvoorbeeld een verlengd boekjaar zal een tussentijdse versie geregeld moeten worden.

Graag wil ik benadrukken dat buiten de heffing in box 2 de lening blijft zoals overeengekomen is. Er wordt fictief niets verschoven of geherkwalificeerd. Er ontstaat louter een fictief voordeel in de inkomstenbelasting.

Wie wordt geraakt?

Wet excessief lenen en de DGA worden vaak in een adem genoemd, zo ook door mij zojuist. Dit is echter niet zuiver. De wetgeving ziet namelijk op aanmerkelijkbelanghouders. Om het in een syllogisme te gieten: alle DGA’s zijn aanmerkelijkbelanghouders, maar niet alle aanmerkelijkbelanghouders zijn DGA’s. Het is dus te kort door de bocht om te stellen dat de wetgeving alleen voor DGA’s geldt. Je kunt namelijk ook aanmerkelijkbelanghouder zijn zonder de D van Directie te voeren.

Hier stopt het echter niet bij. Doe uw gordel om, want verbonden personen worden eveneens meegenomen in de rekensom van het schuldentotaal:

  • De partner van de aanmerkelijkbelanghouder;
  • Bloed- of aanverwanten in rechte lijn van de aanmerkelijkbelanghouder; en
  • Bloed- of aanverwanten in rechte lijn van de partner.

De enige uitzondering die wordt gehanteerd betreft die van de eigenwoningschuld van de DGA. Het gaat hier dan om aankoop, onderhoud of verbetering van de eigen woning. Deze uitzondering geldt eveneens voor de verbonden personen.

Garantstellingen

De wetgever stopt echter niet bij directe leningen. Zo worden ook situaties meegetrokken waarin de BV garant staat voor de DGA die een lening van een derde verkrijgt. Wanneer de DGA zonder de BV geen lening had kunnen verkrijgen van een derde, zal die lening getroffen worden door de regeling. In de situatie dat de BV slechts fungeert voor het krijgen van betere leningsvoorwaarden, blijft deze lening buiten de schuldensom voor het excessief lenen. De DGA had namelijk ook gewoon zonder hulp van zijn BV deze lening kunnen verkrijgen.

Ook wordt in de situatie van garantstelling verbonden personen geraakt. Zo kan in de situatie waarin een verbonden persoon zijn holding garant laat staan voor een lening van zijn/haar zoon/dochter getroffen worden door de regeling. Het ‘voordeel’ zal dan belast worden bij de verbonden persoon. Hier geldt vanzelfsprekend de uitzondering van de eigenwoninglening.

Privé beleggen

Niet alleen worden louter de opgebouwde schulden belast. Zo worden ook overtollige liquide middelen meegenomen die men in hun holding gebruikt voor de financiering van hun privébeleggingen. Dit zal in de praktijk de meest voorkomende situatie zijn.

Hierin zijn twee situaties van elkaar te onderscheiden:

  • De ‘normale’ situatie met beursaandelen; en
  • De meer complexe situatie met vastgoedbeleggingen.

In principe valt in de situatie waarin een lening aangewend is voor het in privé beleggen in aandelen relatief makkelijk buiten de werking van de wetgeving te halen. Peildatum van de wetgeving is 31 december, waardoor in beginsel de beleggingen voor die datum zouden kunnen worden overgedragen naar de BV met weinig tot geen belastingheffing. U merkt echter aan mijn toon dat dit niet altijd even makkelijk is, zeker wanneer u de aandelen niet wenst te liquideren. In veel situaties zal dit daarom uiteindelijk toch tot een complexe situatie leiden, waar niet iedereen zin in zal hebben.

Wanneer men de lening aangewend heeft voor het beleggen in vastgoed, is het helemaal niet eenvoudig. De overdracht van vastgoedbeleggingen leidt namelijk tot het moeten betalen van 8% overdrachtsbelasting. De huidige wettekst biedt mogelijkheden om deze pijn te verzachten, maar de definitieve tekst zal afgewacht moeten worden om met zekerheid te kunnen stellen dat deze pijn ook daadwerkelijk te verzachten valt.

Voorkoming dubbele heffing

Er zijn situaties denkbaar waarbij deze regelgeving zou kunnen bewerkstelligen dat onbedoeld sprake zou zijn van een dubbele heffing. Gelukkig heeft de wetgever hierop geanticipeerd. Zo kan men bijvoorbeeld denken aan de situatie waarin twee opeenvolgende jaren dezelfde schuld boven de drempel uitsteekt. Dan moeten beide jaren voor hetzelfde excessieve gedeelte belasting worden betaald. Maar ook kan men denken aan de situatie waarin bijvoorbeeld een bovenmatig gedeelte van een lening wordt afgelost en met het afgeloste geld een dividenduitkering wordt betaald. Dan wordt over hetzelfde geld eerst een fictief regulier voordeel geheven en over de dividenduitkering van hetzelfde geld ook een regulier voordeel.

Hieronder zet ik twee voorbeelden ontleend aan de Memorie van Toelichting die beide situaties zal verduidelijken

VB 1

Jan leent 800.000 van zijn BV. 100.000 is dus excessief. Dit gedeelte wordt aangemerkt als een fictief regulier voordeel en leidt tot belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. In het tweede jaar leent Jan nog 100.000 bij en hierdoor wordt het excessieve gedeelte van de lening 200.000. Zonder een tegemoetkoming van de wetgever zou Jan in jaar twee nogmaals voor de eerste 100.000 belast worden en vervolgens voor het eerst bij het andere excessieve gedeelte. De wetgever heeft dit probleem voorzien en zegt dat de nieuwe drempel na de heffing van het eerste jaar verhoogd wordt met het gedeelte waarover in jaar 1 al een fictief regulier voordeel is geheven. Het nieuwe maximumbedrag bedraagt in jaar 2 dan ook 800.000, waardoor het excessieve gedeelte in jaar 2 slechts 100.000 bedraagt, de hoogte van de nieuwe lening dus. 

VB 2

Jeanne leent 800.000 van haar BV, wederom is 100.000 bovenmatig. Dit wordt in jaar 1 als een fictief regulier voordeel belast in box 2. Ook wordt  hiermee de drempel in jaar 2 verhoogd naar 800.000. In het tweede jaar gaat haar schuld naar €750.000. Hierdoor ontstaat er een negatief fictief regulier voordeel van 50.000. Dit negatieve voordeel kan worden gecompenseerd met een ander box 2 inkomen in datzelfde jaar. Als een ander inkomen ontbreekt, heeft Jeanne een verlies uit aanmerkelijk belang. Hierop gelden de reguliere regels van de fiscale verliesverrekening. In jaar 3 zal de drempel worden verlaagd naar 750.000.

De wetgever erkent de bovenstaande problemen en heeft hiervoor dus oplossingen voorgesteld. Om dubbele heffing te voorkomen:

  • wordt na de heffing over het fictief reguliere voordeel de drempel van €700.000 verhoogd met het belaste fictief regulier voordeel;
  • is tevens is ervoor gekozen dat het fictief reguliere voordeel ook een negatief bedrag kan zijn.

Geïsoleerde maatregel

Ten slotte wil ik nog melden dat deze regeling geïsoleerd is. Hiermee bedoel ik dat het geen doorwerking heeft naar de andere boxen of bijvoorbeeld naar de dividendbelasting of vennootschapsbelasting. Er kan daardoor bijvoorbeeld geen dividendbelasting worden ingehouden over het fictief regulier voordeel.

Wij begrijpen dat deze wetgeving niet iets is waar u op zit te wachten. Tevens begrijpen wij maar al te goed dat het in bepaalde situaties veel complexiteit met zich kan meebrengen om een goede uitvoering te geven aan de gang van zaken in uw bedrijf om zo min mogelijk geraakt te worden door deze regeling. Graag treden wij dan ook met u in overleg voor een eventuele afbouw in 2022 en 2023 om de fiscale pijn op dit vlak zoveel mogelijk te verzachten. Schroom niet contact met ons op te nemen. Een overzicht van onze andere diensten vindt u hier.